Skip to main content

Net zoals de geestelijke gezondheidszorg in haar geheel in beweging is, doen zich ook binnen specifieke onderdelen van die zorg zelf bepaalde evoluties voor. Het onderscheid tussen acute en chronische zorg wordt vager. En bepaalde clichés die vooral de nadruk op een bepaalde gedetermineerdheid legden – eens patiënt, altijd patiënt , chronische patiënt, permanent ziekenhuis- of PVT-verblijf – wankelen. We doen ze trouwens wankelen. Omdat we overtuigd zijn dat alle vormen van geestelijke gezondheidszorg, ook de langdurige zorg, zich constant moeten bevragen. We nemen voor OPZC Rekem enkele onderwerpen mee in dit verhaal: PVT plus, persoonsvolgend budget, nieuwe woonvormen. Alles kadert in de dynamiek die langdurige zorg mobiliseert om op zoek te gaan naar nieuwe woonvormen.

In de jaren 90 ontstonden die andere vormen als PVT en Beschut Wonen. Ze brachten met zich mee dat het verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis kon ingekort worden. Een soort vermaatschappelijking avant la lettre bij wijze van spreken. Waar voorheen het psychiatrisch ziekenhuis een terminus was, verlegde het eindstation zich naar andere settings, bijvoorbeeld PVT.

In eerste instantie kan gesteld worden dat een groep patiënten die nu in het ziekenhuis verblijft, eigenlijk beter in een PVT-setting thuishoort. Omwille van hun problematiek of de gevolgen ervan, persisterend storend gedrag bijvoorbeeld, is de actuele omkadering daarvoor echter niet geschikt: te weinig personeelseffectieven, groot aandeel zorgkundigen, meer gericht op een chronische populatie die minder aandacht nodig heeft wat groepsdynamiek en persoonlijk gedrag betreft.  Hiervoor is nood aan een PVT plus, een mengvorm tussen de ziekenhuisomgeving en PVT. Een versterkte PVT als het ware waar kleine patiëntengroepen de prikkeling moeten temperen en een andere vorm van samenleven in de psychiatrie moet mogelijk maken. Het doel is niet alleen ziekenhuisbedden vrijmaken, het gaat ook om de consequentie van grenzen aan volledige behandelbaarheid en goede zorg.

In het kader van functie 5 (wonen) van artikel 107 worden verschillende initiatieven in kaart gebracht. In het netwerk Noolim is er een goede samenwerking met onder meer het CAW. Hier krijgen we de band tussen sector geestelijke gezondheid en sector welzijn.  Welzijn speelt een belangrijke rol in huisvesting voor bepaalde groepen in onze maatschappij (crisisopvang, thuisloosheid…).  Sommige incidenten tonen op een pijnlijke manier hoe bepaalde groepen of personen toch niet de geschikte opvang vinden.  Er bestaat een soort uitstotingsmechanisme waarbij patiënten met een psychiatrische problematiek omwille van hun gedrag niet de geschikte opvang vinden of er kunnen blijven. Psychiatrische ziekenhuizen weigeren bepaalde patiënten, sturen ze door naar OCMW of CAW, …  Deze diensten doen hun best maar zijn niet geschikt om patiënten met een ernstige psychiatrische problematiek op te vangen, te meer dat het ook nog over een moeilijke groep binnen een moeilijke groep gaat.  Het zou goed zijn na te denken over initiatieven waar psychiatrie en welzijn elkaar ontmoeten in nieuwe woonvormen. Regelgevend werk zal poorten kunnen openen om dit in de praktijk om te zetten.  Ondertussen wordt er wel al duchtig nagedacht over de mogelijkheden. De psychiatrie zou hier bijvoorbeeld outreachend kunnen werken.Eventueel kan gedacht worden aan bedden delokaliseren…

Waar voorheen het psychiatrisch ziekenhuis een terminus was, verlegde het eindstation zich naar andere settings, bijvoorbeeld PVT.

Persoonsvolgende financiering is een gekend begrip in de sector van personen met een handicap. Binnen de psychiatrie verblijven personen met een handicap, bijvoorbeeld de groep van bewoners met een verstandelijke beperking, vroeger personen met een mentale handicap geheten. Zij verblijven nu in uitdovende bedden. Als de bewoner overlijdt, verdwijnt het bed. De ruimte in het gebouw blijft wel. Naast het feit dat sommige bewoners in een PVT een dubbel statuut hebben (PVT-bewoner en ticket voor een persoonsvolgend budget (PVB) ), zou een PVT-setting ook ruimte kunnen bieden in de vrijgekomen plaatsen van de uitdovende bedden. Hier kunnen zinvolle initiatieven ontwikkeld worden ten aanzien van de doelgroep met een PVB die nu niet in PVT verblijven. PVT zou dan een plaats kunnen zijn waar zorg ingekocht wordt door doelgroepen waar een psychiatrische problematiek bij aanwezig is maar die in de context van PVB zitten.

Veel ideeën borrelen op dit ogenblik. Overleg vindt plaats en samenwerkingsverbanden worden intensiever. Ook hier is de netwerkvorming volop aan de gang. En belangrijk: zowel PVT als welzijn ressorteren onder dezelfde Vlaamse minister.  Hier kan veel synergie uit groeien.

Maar er zullen regelgevende initiatieven moeten genomen worden en dat heeft tijd nodig. Maar ook constructies moeten uitgewerkt worden die toelaten om het woon-, zorg- en welzijnsbeleid aan elkaar te linken.

Binnen het OPZC Rekem moeten we zelf een belangrijke oefening doen: die van de interne doorstroming. Als het ziekenhuis kleiner wordt en het aantal bedden daalt, hoe krijgen we dan de goede instroom in het PVT? En voor hoeveel bewoners hebben we bedden nodig? Het klinkt aantrekkelijk om op dit ogenblik te denken aan het delokaliseren van PVT- bedden in nieuwe woonvormen. Artsen maken zich zorgen over het krimpend ziekenhuisbeddenarsenaal. Hun zorg is terecht omdat ze willen dat de personen waar ze verantwoordelijk voor zijn, de beste zorgen krijgen. Patiënten die niet (meer) in een bed liggen (kunnen) moeten wel in een geschikte woonvorm terecht kunnen.PVT intensifiëren is een goed idee. PVT mee betrekken in nieuwe woonvormen eveneens. Afbouw en delokalisering is theoretisch niet uitgesloten. Maar eerst het doorverwijs- en transferbeleid intern bekijken. Niet uit protectionisme of beddenbehoud. Wel uit idee van een onderzoek naar goede zorg en woonmogelijkheden.